Lee Ranaldo
‘Ik leid je rond in mijn huis’
Lee Ranaldo (°1956), één van de beste gitaristen ter wereld en vooral bekend als
medeoprichter van de legendarische ‘noiserockband’ Sonic Youth, vliegt in oktober van New York naar Menen om er samen met de Belgische curator Jan Van Woensel ‘t Schippershof te bezetten met zijn gitarensculpturen, zijn foto’s en zijn tekeningen.
U zou ook gewoon een concert kunnen geven met nummers uit uw jongste soloplaat?
Lee Ranaldo: Dat is net wat ik niet wil doen. Ik besef dat ik de droom van velen leef. Ik kan van mijn muziek leven, ik mocht met Sonic Youth dertig jaar lang (van 1981 tot 2011, nvdr.) de wereld rondreizen en ook als soloartiest krijg ik erkenning. Maar tijdens het rondreizen als muzikant was ik voortdurend aan het tekenen, aan het fotograferen en installaties aan het maken. Ik wil de mensen graag laten kennismaken met mijn beeldend werk.
Sonic Youth organiseerde in 2008 de tentoonstelling Sensational Fix waarin jullie de kunstwerken tentoonstelden die jullie muziek beïnvloedden. Is de expo in Menen daar een vervolg op?
Ranaldo: Niet echt. In Sensational Fix probeerden we de dialoog te tonen tussen de muziek van Sonic Youth en alle kunstwerken die ons inspireerden: van de muziek van Madonna over de beelden van Robert Smithson tot de poëzie van Allan Ginsberg. We stelden het ‘universum’ van Sonic Youth tentoon, nu stel ik mijn ‘universum’ tentoon.
Dat universum is heel organisch gegroeid en ontstond in het New York van de jaren zestig. Ik kom niet uit een kunstenaarsfamilie maar er hing wel een creatieve sfeer in huis. Als er iets moest gerepareerd worden, bijvoorbeeld, dan vond mijn vader altijd wel een oplossing. Er was ook altijd muziek in huis. Klassieke muziek, maar evengoed de muziek van The Beatles. Van zodra The Beatles een nieuwe single uitbrachten, haalde mijn vader het plaatje in huis. De liefde voor muziek is er gewoonweg altijd geweest, net als de liefde voor tekenen en knutselen. Ik tekende van alles: gekke huizen, mensen. Op mijn achttiende ging ik netjes studeren aan de universiteit, de kunsten beschouwde ik als ontspanning. Maar ik zag dat de mensen die altijd met hun neus in de boeken hingen, niet de fijnste mensen waren. Ik trok liever op met de mensen die beeldende kunst studeerden. Zij waren open, geëngageerd, levenslustig. Ik begreep dat mijn toekomst tussen hen lag. Toen herontdekte ik de muziek en het tekenen.
Is er in ‘t Schippershof werk te zien uit die periode?
Ranaldo: Misschien. Momenteel (voorjaar 2017, nvdr.) bekijk ik samen met Jan Van Woensel mijn oeuvre. Uit al die muziek, poëzie, tekeningen, sculpturen en foto’s maken we de komende maanden een selectie. Die presenteren we in Menen onder de noemer ‘We’ll Know Where When We Get There’.
Geraken we ook tot in een van de drukste metrostations van Tokio?
Ranaldo: (Lacht) Wellicht wel. In 2006 was ik enkele dagen in Tokio en besloot om het geluid van het metrostation in Shibuya, een van de wijken in Tokio, op te nemen. Meestal verwerk ik zulke opnames in mijn muziek. Maar dit geluid wilde ik nergens in injecteren. In de plaats daarvan organiseerde ik in New York een soort participatieve performance. Ik schafte een resem gettoblasters aan en liet in elke gettoblaster dat geluid afspelen. Met die gettoblasters trok ik, samen met iedereen die mee wilde doen, de straat op. Zo injecteerde ik een beetje Tokio in New York. En ik wil ook wat Tokio in Menen introduceren. Ik kijk er naar uit mensen met een gettoblaster vol Tokiogeluiden de stad in te sturen.
U laat uw publiek de stad (her)ontdekken, zoals u de wereld ontdekte.
Ranaldo: Al spelend, fotograferend en tekenend verhoud ik me tot de wereld. Het is een vorm van engagement zonder expliciet politiek of moralistisch te willen zijn. Het rondreizen met Sonic Youth zorgde er inderdaad voor dat ik veel tekeningen en foto’s maakte van landschappen, van ‘onderweg zijn’. Dat resulteerde onder meer in de reeks Lost Highways die in 2014 ook al in Galerie Jan Dhaese in Gent getoond werden. Die beelden krijg je gegarandeerd te zien tijden de expo in Menen.
Wordt de expo in ‘t Schippershof een soort ode aan ‘het onderweg zijn’?
Ranaldo: Dat klinkt nogal ‘zwaar’, niet? Mensen die een expo bezoeken zijn mensen die nieuwsgierig zijn naar iemands werk, naar iemands visie op het leven. Met diezelfde nieuwsgierigheid sta ik in het leven en maak ik wat ik maak. Kunst is mijn leven. Ik woon niet alleen tussen mijn kunst, maar ook tussen de kunstenaars. Mijn vrouw (beeldend kunstenaar Leah Singer, nvdr.), mijn kinderen, mijn vrienden: iedereen is met kunst bezig. Je kan zeggen dat ik een stukje van mijn huis in Menen neerpoot. Ik wil een expo maken die voelt alsof ik de mensen bij mij thuis ontvang, hen rondleid en uitleg geef bij wat er aan de muren hangt, bij de sculpturen die overal te zien zijn, bij de gedichten die er rondslingeren. Zal er muziek klinken? Er zal wellicht wel wat te horen zijn. Tijdens de opening van We’ll Know Where When We Get There op vrijdag 13 oktober 2017, zal ik in ‘t Schippershof een kleine performance geven. ’s Anderendaags geef ik een concert en breng ik mogelijk ook werk uit mijn jongste soloplaat.
(Els Van Steenberghe)