Dries Heyneman
‘Zolang de stoornis duurt, blijf ik comedy maken’
De West-Vlaamse stand-upcomedian en scenarist Dries Heyneman amuseerde, ontroerde en onthutste als ‘Kurt’ in de succesvolle televisieserie Bevergem (Canvas, 2015).
Nu doorkruist hij Vlaanderen met Jenny, zijn eerste onemanshow.
Wie is Jenny?
Dries Heyneman: Jenny is de bijnaam van mijn vrouw. Zij is half-Marokkaans. Maar dit betekent niet dat de volledige show over haar gaat. Ik sta ook niet als mezelf op de scène. Er zit wél een autobiografisch kantje aan mijn personage. Hij is een worstelende dertiger. Net als ik. Hij heeft een gek, explosief kantje dat iedereen kent maar dat voor hem een blinde vlek is. En hij heeft ook een uitgesproken mening over de moslimterroristen … Door hem te spelen, toon ik een fenomeen. Het fenomeen van ‘het grote gelijk’. Je mag de man een uitvergroting van mezelf noemen.
Of hem spelen me ‘helpt’ om mezelf te begrijpen of iets te verwerken? Totaal niet. Ik geloof niet meer in de mythe van ‘de ellende van u afschrijven’. Daar klopt echt niets van! Ik heb het geprobeerd met mijn Bevergem-personage Kurt. Aanvankelijk was dat een sociaal geïsoleerde man, een laatbloeier. Zoals ik. ‘Weet ge wa, ik schrijf het er eens allemaal uit!’, dacht ik. En ik liet hem uitgroeien tot een bizar personage met autistische trekken. Conclusie? Er is juist niks uit geschreven … Slecht nieuws is dat niet: zolang ik mijn sociale stoornis heb, kan ik comedy blijven maken. (Lacht)
De Amerikaanse stand-upcomedian Bob Odenkirk zei een tijd geleden in de Britse krant The Guardian dat alle mensen triestige clowns zijn en dat daar de sleutel tot comedy ligt. Bent u geboren als trieste clown, mijnheer Heyneman?
Heyneman: Het is een cliché maar het klopt ergens wel. Grappen maken ontstaat uit de noodzaak om de dingen te relativeren. Stand-upcomedians zijn gevoeliger dan de anderen en je ventileert die gevoeligheid door grappen te maken. Het is kiezen: grappen tappen of eronderdoor gaan. Ook het beroep zélf heeft een dubbel kantje. ’s Avonds sta je op de planken en word je toegejuicht. Na het applaus keer je terug naar huis en beland je in de stilte en de leegte. Dat is een rollercoaster van emoties. Op enkele uren tijd duik je van ‘held’ naar ‘onbenul’. Daar moet je mee om kunnen. Het is bijna als leren leven met een soort kunstmatige bipolaire stoornis.
U klinkt als een gediplomeerd psycholoog.
Heyneman: Dat ben ik ook! Op mijn achttiende twijfelde ik tussen drie studies: een opleiding tot beeldend kunstenaar, theologie of psychologie. Het werd de derde optie. Daar ontmoette ik Tim Goditiabois. Met hem richtte ik de cabaretgroep Ter Bescherming van de Jeugd op. Vanaf ons eerste optreden in parochiezaal De Garve in Geraardsbergen waren we niet meer van het podium te slaan. In 2008 wonnen we het Leids Cabaretfestival en onze comedycarrière was vertrokken. Stand-upcomedian worden, was eerder toeval. Maar ik vertelde als kind graag moppen. Ik genoot van de aandacht. En ik zie dat nu terug bij mijn jongste dochter. Als ze merkt dat er reactie komt op wat ze net vertelde, dan zie je haar ogen glanzen.
In Jenny maakt u ook moppen over de IS-strijders. Waarom eigenlijk?
Heyneman: Omdat die deel uitmaken van onze wereld? Denk nu alstublieft niet dat het een zware, politieke voorstelling wordt, hé! Het hoofddoel blijft lachen. Ik wil de mensen plezier geven. En het West-Vlaamse publiek krijgt dat plezier in het West-Vlaams. Dat West-Vlaams geeft toch nog een extra laag aan mijn personage. Dat is nogal een brutale vent. Als die vent Antwerps zou spreken, dan zou niemand daarvan opkijken. Maar een brutale West-Vlaming, dat voelt nogal ongemakkelijk.
In welke rol kruipt u nog dit seizoen?
Heyneman: Je ziet me in de verfilming van Griet Op de Beecks roman Zeven hemels boven de zevende. Dat is leuk maar ook gek. Ik vond pas de laatste jaren het plan van mijn leven. Ik ben een maker van komische ‘content’ en ik voel me het best als ik kan schrijven en vervolgens kan spelen wat ik geschreven heb. Ik werk ook aan een nieuwe serie. En neen, het is niet met exact dezelfde ploeg die ook Bevergem maakte … Het belangrijkste is een uitgangspunt vinden waar veel verhaal en conflict aan plakt. Zoals het uitgangspunt van Eigen kweek, bijvoorbeeld. Een boer die wiet verplant omdat zijn patattenoogst mislukte. Topidee!
Levert uw jeugd topideeën?
Heyneman: Geen concrete ideeën maar wél een inzicht. Toen ik tien jaar was, nam mijn school deel aan een uitwisselingsproject met een school in Noord-Ierland. De Noord-Ierse kinderen bezochten ons. Nadien bezochten wij hen … Samen met onze ouders. Noord-Ierland was toen - ik spreek over de jaren tachtig - oorlogsgebied door de terreur van de IRA. In Belfast maakten we een begrafenis mee die in rellen ontaardde. Er werd met rubberkogels geschoten. Mijn moeder, die verpleegster is, moest gewonden verzorgen. Dat was heftig maar ik zie er graag de humor in: wie gaat in hemelsnaam op vakantie naar een oorlogsgebied? De humor zien in de ellende, dat probeer ik vandaag ook. Ik ben een wereldverbeteraar op mijn manier: mensen lachen liever dan ze blèten. Daar zorg ik voor!
(Els Van Steenberghe)